Weg met de morele neutraliteit in de geschiedkunst

Een recent artikel van een geschiedkundige verraadt een probleem op zijn vakgebied

Historicus Bart van der Boom gaf ons nu in de Groene Amsterdammer een kijkje in het boek van hem dat binnenkort verschijnen gaat: De politiek van het kleinste kwaad: Een geschiedenis van de Joodse Raad voor Amsterdam, 1941-1943. De Groene is sinds jaar en dag het Nederlandse weekblad voor extreem-linkse intelligentsia, met moeilijk taalgebruik en verheven idealen.

Zijn boek gaat over de Joodse Raad, het college dat het naziregime in Nederland koos om haar bevelen aan de Joodse bevolking over te dragen. Hoewel deze Joodse elite eigenlijk weinig keus heeft gehad en geprobeerd heeft er nog het beste van te maken, “om erger te voorkomen,” en de meesten van hen vermoord zijn net als de meeste andere Nederlandse Joden, hebben vooral de paar overlevenden van deze bestuurders na de oorlog veel kritiek te verduren gekregen. Vooral van de niet-Joodse maatschappij die overdreven druk was met “landverraders” te veroordelen maar de echte Jodenvervolgers en collaborateurs (inclusief overijverige ambtenaren en wegkijkers) onder de Nederlanders grotendeels liet lopen.

Zijn boek is actueler dan ooit nu een internationaal team van onderzoekers in zes jaar tijd het verraad van het Achterhuis wel eens zou oplossen en uiteindelijk met gekunstelde resultaten kwam die kant nog wal raakten, en als schuldigen een overlevende van de Joodse Raad van Amsterdam aanwees. Het boek en het onderzoeksrapport werden in luttele dagen door deskundige historici en leken-ingewijden goed-gefundeerd volstrekt afgekraakt, maar buiten Nederland is deze verlate peer review toch niet echt doorgedrongen. Het kritiekloze, lasterlijke 60-Minutes verslag heeft in een week al 1 miljoen kijkers gehaald op YouTube.

(Jammer dat de elektronische versie van de Groene mij geen opmerkingen laat plaatsen op dit stuk.)

Betreurenswaardig dat deze auteur Joden hier met een kleine letter schrijft. Of is dat te danken aan veranderingen door een redacteur van de Groene? Joden als volk moet volgens het groene boekje al 16 jaar met een hoofdletter worden geschreven. En die verandering was long overdue (had al veel eerder gemaakt moeten worden). Maar ja, een historicus leest oude geschriften en vergeet dat de taal moderniseert? En zijn uitgever? Deze fout is vooral schrijnend omdat Joden en Zigeuners de enige volkeren waren die in het Nederlands zelfs nog recent met een kleine letter beschreven werden, wat duidelijk een racistische en antisemitische basis had.

En voor hen die geïrriteerd denken: gaat hij het nu hebben over taalgebruik, kan ik verklappen dat ik nog meer taalvoorbeelden ga noemen, maar niet vanuit een overdreven gevoel voor esthetiek of ouderwetse fatsoensnormen, maar omdat taalgebruik onuitgesproken gedachten, gedachtegangen en aannames kan laten zien die minder dan optimaal kunnen zijn.

(Om toch iets goeds over zijn verzorgde taalgebruik te zeggen: De auteur bezigt, net als collega Loe de Jong, de term Jodenvervolging, niet Holocaust. Dat doet me deugd. En dat is m.i. terecht omdat er maar één “de (bepaald lidwoord) Jodenvervolging” was in Nederland – behalve dan die twee keer in de Middeleeuwen dat alle Joden in de Lage Landen vermoord of verjaagd werden maar dat verstaan we niet onder dè Jodenvervolging omdat die ver van ons af staan en gedurende de vaderlandse-geschiedenisles op school zelfs geheel verzwegen worden. “Jodenvervolging” (zonder de) in het algemeen zoals tijdens de kruistochten is iets van millennia en kan zonder lidwoord niet met de nazivariant verward worden.)

Nu we het dus over taal hebben, tot in de titel aan toe gebruikt de auteur de uitdrukking het “kleinste kwaad.” Dat is volgens mij een onjuiste zegswijze, ondanks dat het zelfs veel gebezigd wordt, ook door algemene filosofen en zelfs ethici. In goed Nederlands heet dat het “minste kwaad.” De historische uitdrukking hierover, zoals hij weet, was “om erger [sic] te voorkomen.” “Erger,” niet “minder.” Het is een moreel begrip, niet een mathematische eenheid.

En daarmee komen wij dan bij mijn hoofdkritiek. Deze historicus (en velen met hem) schijnt van de overtuiging te zijn dat geschiedschrijving zonder ethica kan, alleen of bij voorkeur zich zou moeten baseren op “feitenkennis, empathie en nieuwsgierigheid.” Maar het idee dat dat beter zou zijn is al een ethisch idee, bevindt zich al in de morele dimensie. Mensen kunnen niet zonder moreel gevoel of visie, want dan worden ze niet alleen amoreel maar ook immoreel.

Toegegeven, er is een moreel beginsel dat je niet moet moraliseren, bijvoorbeeld in de dokterspraktijk. Of de patiënt nou gerookt heeft, toegestaan heeft dat haar man in haar nabijheid rookte, of niet, de arts dient de patiënten naar beste kunne te behandelen. Maar die morele blindheid dient een moreel doel, dat iedereen recht heeft op medische zorg, no questions asked, zonder voorbehoud of discriminatie.

Dus, als deze historische geleerde nou even zijn ivoren toren uitkomt, en even ophoudt met zich neutraal verheven te voelen boven het plebs dat overal goed en kwaad in ziet, dan kan hij misschien overwegen dat neutrale geschiedenis moreel verwerpelijk is. Hoezo?

Geschiedschrijving moet ook een preek bevatten, wat (over)gevoelig ligt in een grotendeels ontkerkelijkte cultuur (zowel die van Nederland als van de academische wereld). Dat houdt in: een boodschap dat het kwaad niet had moeten gebeuren, en dat we ons gedreven, zo niet volstrekt verplicht dienen te voelen om dit soort kwaad van nu af aan verder tegen te werken.

Je kunt makkelijk inzien hoe immoreel de amorele blik is als je denkt aan een biografie over Hitler. Van tussen de anti-morele oogkleppen wordt vaak geopperd dat hij, het meest verdorven brein van de twintigste eeuw, “gek” was. Nee, hij was niet gek, en ook niet dom. We noemen dat in goed Nederlands: slecht, immoreel, of met een oud woord kwaadsappig of kwaadaardig. En dat is dan geen populistische manier om ernaar te kijken. Dat is een academische, moreel verantwoorde kwalificatie. Vandaar mijn volgende conclusie. Als je alleen met “feitenkennis, empathie en nieuwsgierigheid” naar het verleden omziet ga je finaal de mist in.

Wel lekker makkelijk om je niet te hoeven bezinnen op ethische vragen. Hoewel het, natuurlijk, bij een zo beladen onderwerp, toch weer moeilijker wordt om je even van alle wijdverbreide emoties te ontdoen. Maar na zo’n morele pauze moet je toch weer gaan meewegen wat de gevonden objectieve feiten je verplichten om aan ethiek over te dragen aan je lezers.

Natuurlijk moet je ook voorzichtig zijn met het be- en veroordelen van andere mensen (en zelfs van jezelf) in vroegere tijden. Proberen je in de wereld van toen te verplaatsen, zodat je, waar nodig, kunt zeggen: hij/ik wist niet beter. Dat bedoelt Van der Boom waarschijnlijk met ’empathie.’

Maar empathie is een ideaal voor alle tijden. Dus moet je niet maar botweg collega’s van het eerste uur en latere sprekers over de Jodenvervolging afschilderen als gewoon lasterlijk. Met wat zij wisten waren hun conclusies geheel invoelbaar en ook vaak onverschrokken. Mooi dat hij empathie heeft voor de leden van de Joodse Raad, maar als hij echt een ‘objectieve’ wetenschapper wil zijn dient hij datzelfde medeleven ook uit te laten gaan naar Presser, De Jong, Meijer, Knoop, De Winter, Hermans, en Rudolph van den Berg (allemaal Joden, trouwens – wat in Nederland als onfatsoenlijk geldt om zeggen, zelfs als het relevant is). Maar er is meer.

Empathie moet ook verder gaan dan meegevoel voor de personen die je onderzoekt en beschrijft en collega’s. Je moet ook empathie hebben voor eventuele slachtoffers van degenen die je onderzoekt en voor je huidige lezers. Je moet je als historicus afvragen wat je onderzoek doet met degenen die het lezen en met de maatschappij waarin je je bevindt. En uit die empathie vloeit automatisch voort de ethiek dat je advies moet geven over hoe het verder moet.

Het is niet genoeg om te schrijven: de Jodenvervolging was in Nederland mogelijk met maar een handjevol nazi-sympathisanten en minimale Duitse overheersing omdat de meeste Nederlanders het weinig kon schelen en überhaupt meer hielden van je te schikken en te gehoorzamen.

Dat is een mooie conclusie maar hij moet gevold worden door: Op scholen dient daarom niet alleen gehoorzaamheid en je gedragen naar de wet onderwezen te worden voor een rustige maatschappij voor ieder, maar ook de noodzaak om te allen tijde bereid te zijn om je met gepaste middelen tegen het kwaad in al zijn vormen te verzetten. En nog een tweede punt.

Door het gedrag van veel Nederlanders in WW II lijkt het onontbeerlijk om niet-Joodse kinderen speciaal te vertellen om Joden niet te behandelen als wezens van een andere planeet, waar je tegenop ziet dan wel op neerziet, maar in elk geval niet te veel om geeft want ze zouden ver van je afstaan.

Maar een grote verrassing is dat Van der Boom tegen het eind van zijn verhaal een pleidooi houdt tegen Neêrlands nieuwste morele blindheid van de laatste 20 jaar: alles als grijs zien. (Heeft dat kleurgebrek soms met de constante zware bewolking te maken?) Hij verwerpt deze visie van “een betekenisloos universum waarin niemand een moreel kompas heeft en iedereen boter op het hoofd.” Hij probeert daarmee (overtuigend) de leden van de Joodse Raad vrij te pleiten van de kamerbrede veroordeling van de laatste 75 jaar. En dat is vooruitgang en lovenswaardig. Maar hij mist dat hij daarbij bijna ieder ander meedogenloos veroordeelt.

Mijn oplossing is: pas empathie èn een moreel oordeel toe op iedereen. Niemand is helemaal blank [ethiek] en (bijna) niemand is geheel te verguizen [empathie]. Zoals Martin Luther King jr. al zei: Er zit slechtheid in de besten van ons en goedheid in de slechtsten van ons.

Die nuance aanbrengen slaat natuurlijk ook op het werk van Van der Boom. In het huidige amorele landschap van de historische wetenschap heeft hij toch maar een pleidooi tegen een moderne, ernstige, morele gezichtsstoornis in de Nederlandse samenleving gehouden. Dat verdient bijzondere lof.

Amorele wetenschap is immoreel. Het moreel maken van geschiedkunst is ook het haar relevant maken voor een groot deel van de bevolking, dat ook grotendeels het onderzoek financieel gedragen heeft. Twee muggen in een klap (ik ben tegen vliegen doodslaan): weten voor wie je werkt en leveren aan degenen die je betaald hebben.


Editor's Picks